N.B. Woord en beeld alleen met toestemming van de auteur te gebruiken: huisvantuinen@gmail.com
Vroeger Nu Later
I
nu start een volgende episode
en sluiten we de luiken
waardoor we via het vlakke land
onze tegenstrijdige gedachten
op een rij probeerden te krijgen
nu we weten dat liefde zich niet
logisch laat beredeneren
nemen we afscheid
van dit onschuldige landschap.
II
nu is er de oneindige herhaling
van plaatsen, situaties, dingen,
van portretten
waaraan het nieuwe zich onttrekt
er was een vroeger
maar dat lijkt nu volledig onbelangrijk
er is slechts
opmerkzaamheid
die er toe doet.
III
nu het sprankelt in verlichte bomen
worden contouren zachter en
kleuren we steeds meer gelijk
we herkennen nu
de silhouetten
van onze persoonlijkheden
wanneer we
samenvallen
in gestolde tijd.
IV
nu we de tijd stil kunnen zetten
en er voldoende mogelijkheden
in het verschiet liggen
duiken we samen onder
en stoppen op den duur zelfs
elkaars vinger in de mond
om hem daarna in de lucht te
steken en vanaf de kant die sneller
droogt verder af te reizen.
V
nu het landschap is
toegedekt met dikke nevel
dient alleen nog nederigheid
het land buigt in vertraging
en toont haar
mededogen:
hij veegt het stoepje
van de buurvrouw
zij leent hem antivries.
VI
nu ik je in vogelvlucht voorbij zie
fietsen en in jou de langgeleden
vriend denk te herkennen
kan ik precies aanwijzen waar
verlatenheid begon
ik weet nu dat tijd niet stil
kan staan maar dat herinneringen
in bevroren toestand soms
op stilstand kunnen lijken.
VII
nu gedachten me steeds
vaker ontglippen
ik doorlopend steun zoek
in mijn gang door het huis
nu ik allang weet dat vallen
ook een vorm van leven is
vertrouw ik erop
dat ze me in ieder geval
zullen komen opvegen.
lucht
er mag meer lichtheid
tussen de regels
meer pogingen
te mislukken
laten we meer tijd verspillen
aan samen zitten
om meer op te merken
te luisteren
en laten we zien
hoe een nieuwe lente
kleuren neuriet
in de winter
en hoe vreselijk
we daarom moeten lachen
*
Heel
Niet dat wij niet wilden
weten wat er aan de
overkant zou zijn.
Wilden wij langer blijven
zoeken naar lijdenloos leven niet
enkel voor onszelf een tocht
naar die ultieme situatie
en waar wij allen huizen konden.
Ik ben bijna vergeten hoe je lachte.
Ik weet haast niet meer hoe het voelt
die lichte aanraking
waarbij het kriebelt
en warm wordt in mijn nek.
Wij weten nog altijd
niet hoe ver we op
weg zijn en of we het
ooit zullen vinden en
of het dat dan is waar
we naar zochten.
Wij weten het eigenlijk niet.
Ik vraag of ik je vanavond nog
even kan zien en of je me
dan aankijkt als ik met je praat over
uitgezochte zaken als ouders,
boodschappen, de planning
en dan het moment van brengen en halen.
Ik lees je een gedicht.
En jij zoekt. En ik kan
je helpen zoeken want
waar jij voorbij de horizon
kunt kijken zie ik
obstakels van dichtbij.
Wij maken samen heel.
*
De groeven van de stad
Ode aan stadsfotograaf Cyril Wermers
nu we onbewust zijn van een
pose keren we voor even weer
naar toen we nog niet wisten van
binnenkant of aangezicht.
nu we niet meer functioneren stript
hij onze bovenlaag van
plamuur geheven hoofden waarin
wij plots onszelf herkennen.
nu wij langs de randen leren
kijken neemt hij ons mee
aan de hand naar de
groeven van de stad.
daar geeft hij stil commentaar op
de tijdstroom van de ruimte waarin
wij samen leven.
hij laat het stralen. hij tilt het op.
*
Het geheugengebed
Kom, laat ons ongebonden,
laat ons een vergeten lichaam zijn,
laat ons wiegen op de wind, zoals toen, als kind.
Laat ons gaan, op weg terug
waar dagen vullen
daden dromen
niet meer op zoek.
De weg te zijn
en niets dan dat.
Haiku's
of over verbeeldende reflecties in de kunsten door observatie, inspiratie en (natuur-)ervaringen
vijf stappen van hier
zo tel ik de bomenrij
ik raak ze bijna
*
wachtend op regen
stromende inspiratie
de lucht onbewolkt
*
omdat de schilder
tracht waarheid te schilderen
blijft dit tweedehands
*
eeuwig bestaat niet
voor menselijk zijn is dat
vloeken in de kerk
*
groen voelsprietend gras
nevel, doek, ontwakend blauw
zoete bloesem geurt
*
ganzen in de lucht
schoonheid vlucht van vergezicht
tijdgebonden plaats
*
slechts de zuivere vorm
in zijn eenvoud berooft
de dichtkunst van taal
(n.a.v. Paul van Ostaijen en het formalisme in de poëzie, uit: van den Braembussche, Denken over kunst, p. 102 – 106)
*
Generatiekloof
"Piep, piep,"
riep de conceptuele dichter
en het publiek klapte hard
boven de weerslag
van genante gevoelens uit.
"Het is een onomatopee,"
fluisterde de vader
in het oor
van zijn puberende zoon
die prompt de zaal verliet
onder de woorden:
"dit trek ik niet!"
*
waar de hele wereld
zich terugtrekt
in nevelen
van onverholen ledigheid
geven zij
schrokkend en boerend
hun instemming
met klinkende glazen
waarin de onschuld
zo waarachtig mooi
weerspiegeld
wordt
*
De fanaat
Hij wilde steeds wat anders
de wens om steeds veranderd
anders voor de dag te komen
deed hem sneller lopen dan het licht.
De ongebreidelde niet te stuiten veranderingsdrift vulde zijn dagen met nieuwe dingen kopen en
dan brengen naar de kringloopwinkel om daar zelf dan weer te scoren voor onuitputtelijke
verzamelingen schildpadden, wedgwoodservies, porseleinen deurkastknopjes, Engelstalige thrillers of alles wat kon starten als
verzameling van iets: rode dingen, plastic bloemen, retro-stuff of puzzels min één stukje.
"Het gaat om de verrassing," riep hij eenmaal met zijn vondst weer thuis om daar terstond de eettafel
te verplaatsen naar de slaapkamer of vice versa waarbij de kinderen spontaan patat op bed kregen.
Naar huis gaan kan niet meer.
Er is alleen de broze wens
dat alles wat gelukkig maakte
voor altijd bleef.
*
Broei
Daar waar de dag
de nacht kust
en wij nog lang te gaan
niet bang voor dat van morgen
hoeven hier niet vandaan.
Daar waar gezang verdicht
tot fluisterende woorden
en wij steeds beter hervinden
dat wat wij ooit eens hoorden.
Kijk ik goed in je ogen
kijk jij mij langer aan
de nacht voor eeuwig houdbaar
raak ik je even aan.
*
Rondjes lopend in een vierkant
verklein ik mijn gevoel
en kanaliseer de vloedgolf
in vieren en achten.
Ik controleer de elementen,
maar wind en sneeuw vegen
een lok uit mijn gezicht.
Ik zie een kind
dat zich verbaasd spiegelt
in de plassen van ontdooide sneeuw.
Rustig vervaagt de grens van hier naar daar
*
Clair de lune
Hoorde ik engelen zingen
en zag bleek witte vleugels
van jonge kinderen
in sepia.
Voerden drie tonen
mij weg van alles:
nog zie ik ons zitten
in aangenaam zonlicht
en hoe wij ons voelden,
verlangend keken
naar wat kwam.
Word ik steeds opnieuw ontroerd
en repeteer ik telkens weer
om maar niet te vergeten.
*
In de palm van mijn hand
ligt een steen
in de vorm van een rendiersnuit.
Maar even en de steen
is warmer
dan 37.4 C˚.
Dat voel ik precies
want ik ken het verschil.
Vreemd
dat zoiets
troost kan geven.
2010
Sporen
En langzaam verdwijnt
het klikken van hakken
van cowboylaarzen.
- Spekzolen lopen lekker, maar
dansen niet. -
En van etudes, preludes
naar sonates
drijven stervende klanken
op grote namen.
En
wil jij niet zo naar mij kijken?
Ik schuif dichter
naar warmte
draai, vertraag, uitrekkend
en voed mijn blik
met mannenlijf.
Mogen wij ook tijdelijk?
*
Gesprek over Roombeek
-Speciaal voor Hein Jan en Michiel-
De waarheid wordt verkondigd in de eersteklas coupé
het waarom wel
en waarom niet
een huis in deze wijk.
En dat er alles aan mankeert
van veel te dicht
en te divers
een huis op hooge pooten.
Dat hokken op een kavel samen
van hoeveel meter
zus en zo
en dan de keuken op de straat
niet mooi.
En hij kent alle regels van vergunning
ongeveer
pareert de beren
balanceert op besluiten
van gemeentelijk niveau.
Hij redeneert het naar zich toe
en kijkt angstvallig naar de kat
die maar niet tot beslissen komt.
Een statement voor de pioniers
die zelf in bomen klommen
om ver te kunnen zien.
*
Oktoberfest
Wit berkenbast
schittert tussen kreupelhout.
Rottend loof door koude bevangen.
Hier sijpelt dodenvocht
door grondaarde omhoog
en treden mijn voetstappen
het rijk tegemoet.
Verstikkende dauw maakt
spinrag en rijgt
oranje kralen
aaneen.
Het licht opent
slechts ruimte
voor mijn gedachte aan jou.
En ik wil bij je zijn.
*
De lachende wijze
Het afscheid viel gekscherend
in een mogelijk abc-tje
met de a voor afscheid.
Gewoon een grapje.
Zoals een luchtig jurkje
op een bloedhete dag.
Zo waren er zij die niet geloofden.
En zij die werden ontroerd.
De ongelovigen lachten hard,
maar zij begrepen niets.
Wat voor de ontroerden bijzonder
grappig was.
Zoals daar was één bangerik.
Die snapte, noch lachte.
Ik zag nog net een strook van je zwierige rok.
Een twijfelend handgebaar.
Een voorbij tot ziens.
*
Suizend in cadans
doemt een geelblauwe vogel
door de vergrijzing van kleuren
Zelfs een tractor voert
hier overdag zijn lichten
binnen het stille geheim van woorden
In de weerspiegeling van
berken langs water
verkleurt de nevel
bomen in een loodgrijze dag
*
Bezoek van een koningin
Toen leek ver weg.
Waar nu hijskranen
en losse bouwstenen
langzaam plaats maken.
Zij was er toen
en nu dan weer
en ergens tussendoor
leken tijden onbelangrijk.
De school al uit
maar naar haar zwaaien
moest nog even.
Minuten stilte drukten zwaar.
Onbewust van toen
ver weg
speelden kinderen in de krater.
*
het lied der krekels
overstemt
de ruisende takken
aangedreven
door
wind van zee
neemt dan
de branding
zijn wending
in het
waddenrequiem
*
en geen enkel geluid
geen enkel vlaagje wind
leek dit moment
te verstoren
in spiegelbeeld
was elke scène
een stilleven
in eeuwigheid
één rimpeling
was voldoende
maar niets was
te zien
*
brullend rolt de zee
als ik mijn ogen sluit
op de rand van land en water
zuigen onze voeten vast in het zand
waait dan de wind
ons stevig gevoel omver
een wankele kus
zonder woorden
één kus
is nu genoeg
*
Thank you
als de eerste noten klinken
en ik niets voel dan volmaakt geluk
dan ween ik in gedachten
en zie in rood vanuit het donker
de adem dichter bij wat waar is:
ruimte in het slotaccoord.
Uit: Stilleven, 2001
i.m. Jim van Tuinen 14 . 12. 1998
Daar waar het jou alleen is.
En ik, als schelp, koester jouw
vermogen te zijn wie je bent,
omarm je en nodig je uit
te komen tot waar ik ben…
*
Ontroerd, als door cocon,
Van hoop en vrees
Een siddering jouw leven deelt
Met mijn verwachting
Hoor dan mijn lied
En weet mijn liefde.
*
Ik staar in gedachten
naar de schaduw van
het gebladerte en
focus
op de randen
die helder dan
weer vaag opgaan
in het wit geel
van het licht
verdwijnt de schaduw dan
en laat achter
de gedachte die
loodzwaar en beklemmend
in mij is.
Starend naar het wit geel
zoek ik de randen en
haal adem.